Vorige pagina.

De stalen Michaux vélocipède 1868 

  De allereerste vélocipède met pedalen had uiteraard twee wielen van gelijke hoogte, 
want het was van oorsprong een loopmachine. Maar toen Michaux, de uitvinder der 
pedalen, overging tot het zelf fabriceren van vélocipèdes, maakte hij aanstonds het 
vóórwiel, dat drijfwiel geworden was, iets groter. Het verschil bedroeg 10 cm, n.l. 
vóór 90 cm doorsnede, achter 80 cm. 

  Hij begon nu ook de houten zitbalk te vervangen door een ijzeren en zijn aandacht 
te vestigen op het vraagstuk der vering en van een rem. 
De vélocipède stond echter al bij haar verschijnen in de belangstelling van knappe 
mecaniciens en deze waren uiteraard metaalbewerkers. De Michaux vélocipède kreeg 
daardoor een ander aanzien, minder plomp, sierlijker en sneller, minder hout, meer 
ijzer. 

Toen de Michaux vélocipède door Rowley B. Turner naar Engeland was gebracht om deze 
in een serie van 400 stuks te doen namaken door de naaimachinefabriek, welke hij 
vertegenwoordigde, waren ook die Engelse vélocipèdes nog in hoofdzaak van hout 
vervaardigd, maar het uiterlijk zou toch spoedig door toepassing van ijzer en staal 
en de lange veer, welke het zqdel droeg, veranderen. Michaux te Parijs hield zich 
nog bij de houten wielen "bois exotique", maar overigens werd ook zijn vélocipède 
meer een stalen dan een houten machine. En, zoals gezegd begonnen de mecaniciens 
met het aanbrengen van verbeteringen. In Engeland was dat James Starley. 

Naarmate de snelheid van de Michaux-fiets toenam, werd het voorwiel hoger en het 
achterwieltje kleiner, daar dit toch slechts tot steun en niet tot aandrijving 
diende. Daarmede was feitelijk het lot der Michaux-vélocipède bezegeld.